vrijdag 27 november 2009

Hesten og solen

Het paard en de zon

Zonzoete klaver knagend
tussen gele tanden
glimlacht het paard met de voorjaarsbries
in de manen.

Zijn blanke lendenen
die de glans van metaal houden,
weerspiegelen de zon
tot de maan als een hoef
langs de hemel gaat.

Uit de bundel “Hesten og solen” - “Het paard en de zon” van Per Højholt, 1949

Als er één dichter is die mijn ervaringen vertolkt en bezingt op het kleine schiereiland Hannæs in de Limfjord, is het wel Per Højholt. Ja, de maan gaat als een hoef langs de hemel ‘s nachts, en werpt metaalglans over het stille landschap. Een hogedrukgebied heeft koude, zonnige poollucht over Nordjylland getrokken. Overdag loop ik in de wind naar het gehucht aan de fjord, terwijl ik onderweg steeds om me heen kijk naar de paarden – veel IJslanders – en de bruine koeien waarvan er een net gekalfd heeft. Het is niet meer dan vijf jaar geleden dat hier niemand wilde wonen en veel huizen er vervallen bij stonden. Met scheefgezakte bordjes: Te Koop… Het mijne was waarschijnlijk het goedkoopste huis van Nordjylland en had al twee jaar in de plaatselijke sufferdjes op de advertentiepagina gestaan, toen ik, tot onuitsprekelijke opluchting van de eigenaar, toesloeg.

Er is niet zo heel veel voor nodig om zo’n traditioneel, geelgekalkt huisje leuk te maken. Nieuwe ramen erin, een paar potten witte verf en nieuwe planken op de vloer. En dan naar buiten. En kijken, kijken, naar het paard en de zon, naar de formaties ganzen, naar de in noordoostelijke richting overhellende bomen – ze hebben het hier zwaar te verduren in de zuidwester - “den jyske blæst”. Kijken naar het lange gras dat golft in de wind. En naar de vogel die klapwiekend probeert vooruit te komen, op exact dezelfde positie boven het omgeploegde veld blijft hangen - en tenslotte maar een andere koers uitzet.
De wind fluit in de schoorsteen, giert door de dakspanten en laat het deksel van de brievenbus klepperen. Sommige mensen wennen er nooit aan, anderen kunnen de wind niet meer missen. De klamme, vieze moerasmist, opgestegen uit de Amsterdamse heipalen, de uitlaatgassen van de honderden kilometers Nederlandse files, de stress en sufheid van de overprikkelde stadsbewoner – alles wordt hier weggeblazen.
Soms is het plotseling een paar uur windstil, meestal omdat er een weersverandering op komst is. Dan loop ik langs het strand en zie hoe het gladde wateroppervlak zich over de mosselschelpen en stenen vouwt. Hoor hoe de golfslag fluisterzacht is geworden. In de verte roept iemand zijn hond. Kom hier, verdomme! In het haventje staan de masten van de zeiljachten rechtop te wachten op de kraan die ze over een paar dagen uit het water zal tillen en op een trailer zetten, allemaal op één namiddag.
Dan is het seizoen voorbij en begint het echte najaar. Ik heb nog even tijd om de tuin – nou ja, tuin, het is meer een flink stuk begroeide grond – te fatsoeneren voor de winter. Gras maaien, struiken bijknippen en de takken netjes in bundels van anderhalve meter lang bijeen binden. Ieder eerste maandag van de maand komt Storskrald, de grofvuilwagen, en neemt het hopelijk allemaal mee. Ook de tuinstoel van Blokker, waar ik deze zomer doorheen ben gezakt.
Als alles klaar is ga ik naar de buren. Søren heeft een hek gemaakt voor "binnendoor" zodat we niet over de weg hoeven wanneer we elkaar bezoeken. Langs de beuken loop ik, langs hun moestuin waar de preien vrolijk uit de grond steken, onder de grote appelboom door. yrsa heeft de meeste appels geraapt, die worden te drogen gelegd. Het tweede hekje is voor de hond Freya. Ze mag niet verder dan tot hier...
In het schemerlicht zie ik hoe voor hun ramen het licht wordt aangestoken. Er is altijd "kaffe på kanden" en op de enorme houten tafel liggen de kranten. Ik kom bijna iedere dag, om te praten, koffie te drinken en ook een beetje om ze in de gaten te houden. Hij heeft suikerziekte en zij heeft Alzheimer.
De zon is onder. Het paard staat op stal. Morgen zijn ze weer samen.

donderdag 26 november 2009

Vesper

De avond meldt
twee gesloten handen
twee lekgesprongen ogen
verzonken in kalk
een gezicht
in de keldermond

wagonbestuurders
roepen op tot gebed
tramvesper
stoot lichtend door de voorsteden

o, deze onvermoeibare walmende pit
van vervlochten ledematen

de opdoemende straten
zenden harde stralen
in de scheppende wielen
stenen razen tegen elkaar
ontsteken het koren

de avond
vormt een hostie van as
in de mond van de dorstende

Henrik Nordbrandt - vert. Inge C. Rohleder