dinsdag 18 mei 2010

Bij een schilderij van P.S. Krøyer

In een witte jurk zit ze in haar tuinstoel, zo'n ouderwetse, van houten latten, bespannen met linnen - waar ik als kind mijn vingers tussen kreeg als ik niet uitkeek bij het openvouwen. Naast haar de andere, lege stoel en de slapende hond. Krøyer heeft plaats genomen vóór de rozenstruik om met een verliefde penseel zijn echtgenote te schilderen. Marie is verdiept in haar krant. Of doet alsof, omdat ze al urenlang in die stoel heeft zitten poseren...
Het gras moet nodig gemaaid. Maar het is warm, laten we wachten tot vanavond, of tot morgen. De bloei van de rozen is zo uitbundig dat de buitenste bladeren er wellustig van omkrullen. Rozengeur drijft langzaam de tuin door en omvat alles. En het is warm, zo warm als alleen een echte Deense zomerdag kan zijn, waar de zon trillend uit een blauwe lucht schijnt. Het diepe blauw dat we hier, in de Hollandse randstad, heel even mochten ervaren, toen er geen vliegtuigen opstegen vanwege "de aswolk".
In dat ongemaaide gras heb ik ooit gelegen, urenlang, kijkend naar de wolken, wachtend op de zon die verdween, weer verscheen, verdween, tot ik aan niets meer dacht en alleen nog de vogels hoorde roepen, lijster en leeuwerik, bij het zachte ruisen van de zomerwind in de perenboom.

"Roser. Haveparti fra Skagen med Kunstnerens Hustru siddende i en Havestol. 1893"