donderdag 11 februari 2010

Uit mijn winterdagboek

Maandag 25 januari. Zon en sneeuw. De zon komt tegen acht uur bloedrood op achter de eindmorene, die de afgrenzing van mijn tuin vormt. De sneeuw is hard geworden in de nachtvorst - min 17 was het vannacht. Het huis is nu omringd door glinsterende, losse stukken ijs. Ik loop voorzichtig, met een extra rubberzooltje met spijkers onder mijn schoenen, naar de fjord. Die is dichtgevroren, maar door het brakke water en de open ruimtes onder het ijs is het allemaal onbetrouwbaar. De paden in het bos bij Amtoft zijn eigenlijk ook onbegaanbaar, ik zak weg in bijna een meter sneeuw. Terug dan maar, langs de Gammel (= "oude") Feggesundvej, de enige route die open en sneeuwvrij wordt gehouden, door boeren die een schuif vóór hun tractor zetten en blij zijn dat ze wat kunnen bijverdienen. Het laatste stuk is wind-tegen. Ook matige noordoostenwind krijgt hier polaire allure. Het eerste wat ik doe als ik weer binnen ben is kijken of mijn kachel nog brandt. Onderin gloeit gelukkig de laatste rest van een stammetje; krant erbij, een paar aanmaakhoutjes en woesh! Deze vriend laat je nooit in de steek. Er wordt geklopt: Pernille, met muts, rode wangen en hevige trek in koffie....