woensdag 7 maart 2012

Een gedicht overbrugt eenenzestig jaar

Wat ik van poëzie afweet

Wandelend door een boomgaarden wereld
vroeg ik een vogel een vederen woord
een zingend woord een zonlicht woord
smeekte ik een vogel een woord mij ten dienste
een vliegwoord een vangbal een boemerang

Maar toen ik droomde dat mijn wens zich vervulde
verschool ik mij om het te breken
en te zien wat er in zou zijn:
een nest jonge vogels
of schaduw en schimmel
een beest dat zou bijten
of mijzelf schreiend
of van de wereld het eerste en laatste
niets


Hvad jeg ved om poësien

Mens jeg gik gennem en frugttræers verden
spurgte jeg en fugl om et fjerord
et syngende ord et sollysord
jeg bønfaldt en fugl om et ord til min tjeneste
et flyveord gribebold bumerang

Men så drømte jeg mit ønske blev opfyldt
gemte mig for at knuse det
og se hvad der var indeni:
en rede med fugleunger
eller skygge og svamp
et dyr der bider
eller mig selv grædende
eller verdens første og sidste
ingenting

Koos Schuur 1951
Vertaling Inge Cohen Rohleder 2012