vrijdag 25 april 2014

Rijtjeshuis in uithoek

Het is een doodgewoon rijtjeshuis in een dorp vlakbij de noordwestelijke punt van Jylland. Had ook in Amsterdam Osdorp kunnen staan, zo'n tuindorpdroom met een woonkamer, een slaapkamer, een keuken en een badkamer. Voor- en achtertuin op postzegelformaat. Buurman links is een oudere heer, vijftig jaar geleden verhuisd naar Denemarken vanuit Hamburg, dat toen nog in puin lag. Hij is helemaal verdeenst, diepbruin van het zitten in zijn voortuin en vol lof over de sociale voorzieningen: pensioen, huursubsidie, gratis gezondheidszorg en de bushalte om de hoek. Aan de andere kant wonen al zes jaar diverse Polen, volgens buurman Horst in wisselende formaties. Momenteel een gezin: twee (hard) werkende ouders en een iets te dik dochtertje dat eindeloos blokjes fietst.

Huren in Ræhr; een kluit huisjes, tegen de helling van een eindmorene uit de ijstijd geplakt, met een 12e-eeuws kerkje, een allang gesloten kruidenierswinkel en wat sociale woningbouw uit 1980. Aan de overkant van de hoofdweg loopt een landweggetje naar de noordkust. Na twee kilometer gaat het over in een grindpad dat uitloopt in een kloof tussen twee enorme duinen. Het is de doorgang in de oude oever van wat ooit een eiland was. Boven het strand dat bezaaid is met hagelwitte kalkstenen verheft zich deze oer-oever als een hoogvlakte vanwaar je steil naar beneden kijkt. In beide richtingen loopt een wandelpad: links naar de haven van Hanstholm, rechts naar de badplaats Vigsø.
De zuidkant van Ræhr vormt de toegang tot Nationalpark Thy, een wildreservaat omringd door bossen, heide en duingebied tot aan de westkust. Doordat de zee aan twee kanten deze noordwestpunt omsluit is het licht hier wonderlijk fel en wit. In de verte staat de vuurtoren, al even wit, traditioneel gebouwd, zoals die uit Virginia Woolfs "To the Lighthouse"...
 In de heuvels van het natuurpark liggen nog boerderijen die in bedrijf zijn. Gierwagens scheuren af en toe langs om elders de mest te verspreiden. Veel boeren hebben onbewerkte stukken land in bezit, uitsluitend om aan de quota te voldoen. In een meertje verderop zijn een paar arbeiders van een grindwinningsbedrijf de hele dag aan het baggeren. Met volgeladen vrachtwagens rijden ze zo nu en dan door het dorp.

Verder is het stil.
A.D. 2014 is stilte een bijna onbetaalbare luxe geworden, zo valt te lezen in weekendbijlages van kranten. Net als écht donkere nacht is échte stilte zeldzaam. Op een van onze zwerftochten langs de noordkust werden we aangesproken door de boswachter. Omdat er zo goed als nooit iemand daar rondloopt wilde hij even weten wie er door zijn gebied wandelde. Op ons enthousiaste relaas over de schoonheid van de duinmeren, de heide en de grijsblauwe zee die zich tot Noorwegen uitstrekt zei hij: dit is het meest verlaten gebied van heel Denemarken.
Laatst had ik een nachtmerrie over iemand die maar doorging en doorging met de volumeknop van diverse geluidsapparatuur harder te zetten. In mijn droom probeerde ik er bovenuit te schreeuwen, razend, wanhopig, machteloos. Hijgend en opgelucht werd ik wakker. Door het open raam van Irisvej 9 klonk alleen het zachte gefluit van een vroege vogel. Als ik het zigzaggende wandelpad naar het bos insla, "Ræhrstien", zijn na een paar minuten alleen nog vogels te horen: hoge alarmkreten van de kieviten, de wonderlijke minimal music van de leeuwerik en, aan de bosrand, het schrille gilletje van een buizerd. Verderop begint het ruisen van de eeuwige westenwind in de dennen.
Stilte is hier nooit doodse stilte. Het is meer een soort bescheidenheid waarin natuurlijke geluiden opeens hoorbaar worden. Tot je eigen ademhaling aan toe.



donderdag 24 april 2014

Een Deense Slauerhoff

Hij heette Henrik Stangerup. Een wat angstig, onhandig jongetje dat ondanks zijn goede verstand altijd met slechte rapporten thuiskwam. Nu zou hij misschien wel naar het speciaal onderwijs zijn verwezen. Altijd was hij op zijn hoede voor "de vijanden" en altijd raakte hij in moeilijkheden. Zijn vader, een bekend literatuurwetenschapper van het aartsconservatieve soort, die tijdens de oorlog een keer een 'onhandig' - nazivriendelijk? - artikel had geschreven, had namelijk veel vijanden. De ouders fluisterden er samen over en als de kinderen, Hanrik en zijn al even begaafde zusje Helle, iets dreigden op te vangen werd er overgeschakeld op Frans.
"Attention, les enfants" zeiden de ouders dan tegen elkaar.

Op het gymnasium las de leraar Deens tijdens een les voor uit een bijzondere roman. "Det forsømte forår"  van de communist Hans Scherfig. Het was een sleutelroman. Henriks vader, Hakon Stangerup, had model gestaan voor een van de hoofdpersonen, een uiterst rechtse, volstrekt belachelijke literatuurprofessor genaamd Harald Horn. De hele klas wist wie er mee bedoeld werd, behalve Henrik zelf. Het hoongelach werd een keerpunt in zijn leven. Hij zou ze wel even iets laten zien. Vol haat jegens het burgerlijke Denemarken schreef hij, eerst als journalist, later als romanschrijver, over de zonnige wereld  rond de Middellandse Zee, waar mensen nog menselijk zijn. Waar niet ergens in de 16e eeuw een dogmatisch protestantisme de bevolking had ondergedompeld in schuldgevoel, angst en weggestopte emoties. Zelf woonde hij jaren in Parijs, waar ook enkele van zijn romans zich afspelen.

Weg uit de bekrompenheid, groeien en bloeien in een andere, inspirerende omgeving. Een Deen met een Slauerhoff-syndroom. Maar ja, je neemt jezelf mee. "Nissen flytter med" zeggen ze hier, de (boze) kabouter verhuist met je mee. Evenals zijn hoofdpersonen leed Stangerup aan heimwee. Met de andere Deense journalisten en schrijvers bracht hij avonden en nachten door in Parijse cafés om te praten over "thuis": het diep gehate artistieke wereldje in Kopenhagen. De verachte uitgevers en galeriehouders die het genie niet zagen van hun hongerige aspirant-kunstenaars.
Uiteindelijk leek het succes binnen handbereik. Met een ruime subsidie vertrok hij naar Brazilië om het beroemdste stuk van Ludwig Holberg - de Deense Molière - te verfilmen. "Erasmus Montanus", over de geestelijke ondergang van een doorgeleerde jongeman, gespeeld door Braziliaanse acteurs. Al voor de première in Kopenhagen werd bekend dat de filmploeg in het dorp aan zee in Bahia nogal wat subsidiegeld had besteed aan uitgaan. Drank, drugs en lekkere wijven, kortom. Denemarken was te klein. Stangerup en zijn film werden uitgekotst. Hoe hij het waagde, van ons belastinggeld!

De deconfiture van zijn romanpersonages bleek een voorafspiegeling van zijn eigen einde. Volstrekt verwaarloosd stierf Henrik Stangerup in een wrak huisje op het eiland Møn aan overmatig alcoholgebruik. Zijn boeken worden niet veel meer gelezen, in tegenstelling tot die van zus Helle, die goede, ietwat brave historische romans schrijft. Helaas is hij niet vertaald in het Nederlands. Hopelijk komt het er ooit van.