De vorstnacht greep in de snaren
tot ze braken
Rammelend vult de dag
onze hoeden
onze harten
onze schoenen
met een droge en vlammende dood
De zwanensporen worden in de
beek aangescherpt
de vissen spannen hun vinnen
met duisternis
en doorboren de drek
met roestbevlekte dolken
Licht dwaalt vrij
door het bos
door het riet
zoekt
iemand
die voorgoed verdween
Groen uitgeslagen hemel
prijkt
op zwarte sokkels.
Tove Meyer, 1967
Vertaling Inge Cohen Rohleder
woensdag 11 februari 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten