vrijdag 5 november 2010

Is een taal ook een soort land?

Trek een willekeurig niet-Nederlands (bijvoorbeeld Deens!) boek uit de kast en lees. Wat gebeurt er eigenlijk? Ongetwijfeld worden de in de schooljaren gebaande wegen en stegen, die onze neuronen benutten wanneer in de hersenen op "vreemde taal" is geklikt, opnieuw schoongeveegd. De paden waren overwoekerd en zijn nu weer fris geactiveerd. Ze voeren de lezer een land in van andere klanken, gevoelswaarden en betekenissen. Als de vreemde taal "goed ligt" of "goed valt" wordt het een aangenaam verblijf.

Nog verder gaan diegenen - en dat zijn er de laatste decennia nogal veel - die een andere moedertaal hebben. Zoals tijdens een echte reis, bij de grensovergang, de vertrouwde verkeersborden, namen van winkels en bedrijven, tijdschriften en krantenkoppen welbehagen oproepen, geeft een verhaal in de moedertaal, alsof de woorden verloren en opnieuw gevonden zijn, een ervaring van warmte en herkenning. Een boek openslaan wordt thuis komen.

Ida Jessens roman "Het eerste waar ik aan denk" - de vertaling uit het Deens verschijnt binnenkort - begint met de beschrijving van een aankomst. De hoofdpersoon rijdt door een landschap, dat almaar leger wordt, naar een gehucht aan de Limfjord waar vrienden wonen, die een witgekalkte, honderden jaren oude pastorie hebben opgeknapt. De auto draait de oprit in, het grind knarst, verblindend wit staat het huis in het middaglicht.

Dit te lezen, terwijl ondertussen dwars over het kanaal treinen over de spoorbrug naar het Centraal Station in Amsterdam rijden, lijn drie onder het raam voorbij raast en in het water naast de kade binnenvaartschepen met namen als Neeltje Jacoba varen, is wonderlijk. Ida Jessen, zelf afkomstig uit de streek die ze beschrijft, doet extra haar best om licht, land en water, kleuren en geuren van de akkers en de enorme hemel er boven te verwoorden. Ze heeft iets te verdedigen.
Want dit is "Udkantsdanmark" , het marginale Denemarken, waar de inwoners van de hoofdstad een beetje meewarig om lachen. De Limfjordstreek: oeverlandschap, zanderig, karig begroeid; door de harde wind krijgen de bomen nauwelijks een kans. Een sullig haventje waar aan een paar masten touwen monotoon tegen het hout slaan. De lichte golfslag van een zwak getij. Mensen die hier al generaties lang wonen en weinig zeggen. Verschrikkelijk - of prachtig?

Een welkomstscene: in de deuropening van de pastorie glimlacht de jeugdvriendin. Het theeblad staat klaar op de tafel onder de kastanje achter in de tuin. In het gras speelt zwijgend een meisje. Wanneer de twee vrouwen - "Jij bent ook niets veranderd!" - met elkaar in gesprek raken weet de lezer waar het verhaal over zal gaan. Echt makkelijk is het leven niet in een dorp aan de Limfjord. En toch lijken verdriet, verwikkelingen, ongelukkige samenlopen en het dreigend afbrokkelen van een oude vriendschap in die grote landschappen op het onbetekenend gedraaf van heel kleine dieren. Ida Jessen gebruikt afwisselend panorama en close-up, zet mensen en natuur naast en tegenover elkaar. Vreemd en vanzelfsprekend tegelijk. Haar zinnen zijn zelf het land dat ze wil laten zien.

Kan de vertaling datzelfde contrast teweeg brengen als het origineel? Kan ik een ander land, mijn moederland, ingaan als ik de Nederlandse versie lees - terwijl de trein over de spoorbrug rijdt naar het Centraal Station, de tram onder het raam voorbij raast en de binnenvaartschepen naar het IJ glijden?

donderdag 14 oktober 2010

PHASE

Wat is nu weer "PHASE" ? Het is de afkorting van "Post Happening Apathetic Social Evasiveness" een ziektebeeld met als symptomen: extreme vermoeidheid, filosofisch cynisme, langdurige introversie en grote honger naar 'echte' werkelijkheid.
Echt waar? Nee, een fantasie-ziekte, epidemisch in de nieuwe roman van Jens Smaerup Sorensen, waarin een televisiemedewerker verdwaalt in zijn eigen 'reality-tv'. Nadat ik de recensie had gelezen in 'Politiken' vond ik opeens wel dat ik aan meerdere van de genoemde symptomen lijd. Dat schijnt wel vaker voor te komen. De laatste keer dat ik het land van mijn eindeloze hunkering verliet was op 1 augustus dit jaar. Sindsdien is de adrenalinespiegel langzaam maar zeker weer gestegen. Ben ik rijp voor 'reality-tv' of gewoon gek aan het worden hier in Nederland? We krijgen een regering 'naar Deens model' - even afwachten nog, lijkt me. Dat Deense model, met al zijn weerzinwekkende discriminatie en doorgedraaid nationalisme, staat ook voor een grote sociaaldemocratische partij, gesteund door de Deense versie van de SP en D66. In het laatste grote televisiedebat werd Helle Thorning Schmidt, partijleidster van de sociaaldemocraten, tot winnaar uitgeroepen. Dat betekent dat er een kans is dat als er nu verkiezingen gehouden zouden worden, het linkse blok - dat heel wat beter samenwerkt dan hier - de meerderheid krijgt.
Ondertussen lijd ik vooral aan 'social evasiveness' - hoe drukker ik het krijg, hoe meer ik snak naar stilte en zwijgen. In de herfstvakantie kan ik gelukkig "hjem" - naar huis.

dinsdag 18 mei 2010

Bij een schilderij van P.S. Krøyer

In een witte jurk zit ze in haar tuinstoel, zo'n ouderwetse, van houten latten, bespannen met linnen - waar ik als kind mijn vingers tussen kreeg als ik niet uitkeek bij het openvouwen. Naast haar de andere, lege stoel en de slapende hond. Krøyer heeft plaats genomen vóór de rozenstruik om met een verliefde penseel zijn echtgenote te schilderen. Marie is verdiept in haar krant. Of doet alsof, omdat ze al urenlang in die stoel heeft zitten poseren...
Het gras moet nodig gemaaid. Maar het is warm, laten we wachten tot vanavond, of tot morgen. De bloei van de rozen is zo uitbundig dat de buitenste bladeren er wellustig van omkrullen. Rozengeur drijft langzaam de tuin door en omvat alles. En het is warm, zo warm als alleen een echte Deense zomerdag kan zijn, waar de zon trillend uit een blauwe lucht schijnt. Het diepe blauw dat we hier, in de Hollandse randstad, heel even mochten ervaren, toen er geen vliegtuigen opstegen vanwege "de aswolk".
In dat ongemaaide gras heb ik ooit gelegen, urenlang, kijkend naar de wolken, wachtend op de zon die verdween, weer verscheen, verdween, tot ik aan niets meer dacht en alleen nog de vogels hoorde roepen, lijster en leeuwerik, bij het zachte ruisen van de zomerwind in de perenboom.

"Roser. Haveparti fra Skagen med Kunstnerens Hustru siddende i en Havestol. 1893"

zondag 25 april 2010

Vermeer met een tic

Amsterdam, Westerkerk, 25 april, half acht 's avonds. Dominee Oosterwijk preekt over het "levensgevoel" in de tijd van Bach, naar aanleiding van de cantate die wordt uitgevoerd als onderdeel van de dienst - net als in de tijd van Bach zelf. Het is de cantate "Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen" BWV 12, bij een tekst uit het Johannesevangelie (16:16-33). Ik zie de wenende en klagende mensen voor me, in een tijd dat de medische wetenschap nog niet veel voorstelde en oorlogen en hongersnoden Europa teisterden. Maar, zegt de dominee, en daar heeft ze denk ik groot gelijk in, mensen accepteerden hun leven, wisten dat er méér was na de dood, mits ze vertrouwen hadden, hun geloof ook in zware tijden niet verloren, en hun plaats kenden in de samenleving. Ik zie een interieur van Vermeer voor me, met op de zwart-wit geblokte vloer een vrouw die een brief leest. Brieven gingen in die tijd vaak over familie-aangelegenheden, geboorte of dood. Tenminste, als ze door vrouwen gelezen werden. De handelscorrespondentie was inmiddels, lang na de Middeleeuwen, voor mannen gereserveerd. Vrouwen, geconcentreerd bezig, met een brief, met een melkemmer, met een parel in het oor. Het wonderbaarlijke licht valt naar binnen, de vloeren zijn gewreven, de ramen staan open. Een dagelijks leven dat, ondanks rampen, overzichtelijk was en hoopvol.

De Deense schilder Hammershøi is gefascineerd door hetzelfde thema: het interieur. Zijn hele leven heeft hij zijn vrouw geschilderd, in de sobere 19e eeuwse huizen van de Lutherse bourgeoisie. De binnenkamers waar Kierkegaard tegen ageerde. Mevrouw Hammershøi draagt altijd een knotje in het haar en een lang zwarte jurk. Het is niet te zeggen waar ze mee bezig is want we zien haar altijd op de rug. Mischien is ze helemaal nergens mee bezig en droomt maar wat weg, is zomaar verdrietig of verveelt zich. In de 19e eeuw mochten nette vrouwen niets doen van betekenis. Niets. Hun enige plaats was binnenshuis. (Het is nog niet zo heel lang geleden, laten we dat goed onthouden) Ze werden daarom meestal wat we nu depressief noemen, kregen mysterieuze kwalen, gediagnosticeerd als "hysterie". Als remedie werd de hyster, de baarmoeder verwijderd. Nooit volgde genezing. Voor mij op tafel liggen drie boeken waarvan de kaft een Hammershøi-reproductie voorstelt. Het eerste boek is de onvolprezen biografie door Poul Vad. Het tweede is "Mad, Bad and Sad" van Lisa Appignanesi. Over de treurige geschiedenis van vrouwen en dokters. Het derde boek bevat de verzamelde verhalen van Herman Bang. Hij observeerde de vrouwen om zich heen, misschien identificeerde hij zich ook met hen - als homoseksueel was hij een uitgestotene, iemand die niet helemaal serieus genomen kon worden. Levenslang gemerkt door eenzaamheid die van binnenuit kwam. Herman Bang hoort bij de heel groten, werd gelezen door Rilke en Mann, die er hun respectievelijke poëzie en romans door lieten inspireren. De eenzaamheid van het moderne individu, van de vrouw die door het raam naar buiten staart, terwijl de schrijver er in zijn treincoupé langs dendert - dat beeld was de opmaat tot het verhaal "Ved Vejen" . Vreemd, die vrouw van Hammershøi na die vrouwen van Vermeer. Vreemd, die Bachcantate in de Westerkerk, terwijl buiten het voorjaar wordt overschreeuwd op terrassen en de eerste stoepen voor Koninginnedag al zijn afgetekend.

vrijdag 23 april 2010

Een thee-uurtje met Søren Aabye Kierkegaard

Mijn Geleerde Neef uit de VS, docent filosofie in LA en regelmatig hier op bezoek, heeft me al vaak gevraagd of ik een keer Søren Kierkegaard met hem wil lezen. Ik riep altijd: sorry, geen tijd! Dat was een leugen: de reden is dat ik, worm, met een niet afgemaakte theologiestudie en een paar contractcolleges Deense literatuurgeschiedenis in mijn geestelijke bagage, me helemaal niet opgewassen voel tegen deze Kant-kenner, die ook nog en passant ALLE schrijvers (meestal filosofen) in hun eigen taal wil lezen. Maar om van het gezeur af te zijn vroeg ik hem ten slotte , tijdens zijn laatste bezoek aan Nederland, toch maar op de thee "en dan gaan we eens naar een paar korte teksten kijken". Gewoon alleen kijken, niet aankomen, dacht ik. En ik kopieerde na wat geblader in de Samlede Værker een preek uit 1855 over de tekst "Vogter Eder for dem, som gjerne gaae i lange Klæder" (Mc.12, 38; Luc.20,46) "Hoed U voor diegenen, die graag in lange gewaden rondlopen". Want ik weet dat SAK graag de spot dreef met hooggestemde predikanten en daarin leek hij op Jezus. Dat beloofde wel wat...

Mijn Neef verscheen precies op het afgesproken tijdstip en haalde na wat inleidende opmerkingen over d inspirerende ligging van mijn appartementje een mooi, klein opname-apparaatje uit zijn zak. Ik moest zin voor zin voorlezen, dan zou hij proberen te vertellen wat hij begrepen had - met de tekst erbij. Hij kon het dan later thuis nog eens oefenen. Ik las, met stijgend plezier om het geraffineerde taalgebruik en de weergaloze ironie van Søren en was verbaasd over mijn eigen enthousiasme. Wat een reuze idee van Neef! In mijn eentje had ik er niet aan durven beginnen, maar deze close-reading met een dankbare toehoorder die alles in zich opzoog, inclusief mijn vergissingen (want zó gemakkelijk is het nu ook weer niet) opende voor het eerst de diepgang van Kierkegaard voor mij. Ondertussen begreep mijn enthousiaste toehoorder helemaal NIETS van wat hij hoorde. Ik moest bijna alles voorvertalen; sommige woorden kon hij na enig nadenken wel thuisbrengen omdat hij óók een voortreffelijk kenner van de Duitse taal is. Maar zodra ik weer verder las zag ik achter zijn geconcentreerde blik de vertwijfeling die ik ken van die ene week (eerste en laatste keer) dat ik in Turkije was. Dat je namelijk geen touw kunt vastknopen aan de taal waar je je in bevindt. Wanhoop maakt zich van je meester en je voelt de woedetranen achter je ogen branden

Ik las onbarmhartig verder, af en toe onderbrak ik mezelf om even te grinniken. Wat is de burgermans-Christen in de ogen van SAK? "Een geschikt scheerschaap, een aangepaste middelmatigheid, voor wie de Eeuwigheid zich sluit." Zo. Even verderop: "En Theevands-Bibelfortolkning" - "de bijbelinterpretatie van een theewater(kransje?)". Waarom zijn die middelmatige theekrans-predikanten zo het tegenovergestelde van Christus, al beweren ze hem te volgen? Omdat ze, in hun lange gewaden, niet alleen genieten van hun beroep in plaats van te lijden voor hun overtuiging, maar naast dat vette salaris ook nog eens een aureool van heiligheid bemachtigen, wat het "raffinement van het genot nog verhoogt".
Na een uur was mijn Geleerde Neef echt moe; ik kwam daarentegen net goed op gang. En verheugde me op de volgende afspraak. We hebben nog een lange weg te gaan, met al die delen.

woensdag 24 maart 2010

Fjord of Roelof Hartplein...

Het woord "lentezon" is vele malen door vele mensen gedacht, gefluisterd en gezegd, terwijl ik op een bankje naar het verkeer zit te kijken. Achter mij het vertrouwde grote gebouw dat vroeger "Huize Lydia" heette, rechts de Openbare Bibliotheek en links de ononderbroken stroom auto's, fietsers, trams en bussen die door de Van Baerlestraat in oostelijke richting gaat. Opeens is er ook nog hoefgetrappel: daar schrikt een politiepaard van een skater die langs de bereden agent flitst. Het paard galoppeert bijna naar binnen bij "Lydia". Een hinkende zwerver glimlacht naar me en roept: lekker hè! Ik lach terug - vandaag houd ik van iedereen, zelfs van een paarsharig Beethovenstraatdametje achter een Royal Class Babybuggy met een te dik ingepakt kind erin.

Over vijf dagen ben ik weer in dat andere thuis bij de fjord. Zal ik op een ander bankje zitten en uitkijken over het water. Geen verkeerslawaai meer horen, misschien wel het roepen van de ganzen die naar het noorden trekken, naar hun broedplaatsen. Het woord "nomade"is tegenwoordig zo populair dat het zelfs in boektitels prijkt. Ja, we zijn allemaal nomaden, onderweg in ons leven, van tijd naar tijd en van plaats naar plaats. Maar opnieuw is het voorjaar geworden, en de eerste zon geeft aan iedereen dat speciale gevoel van "nu", ongebroken. Alle zwervers lachen vandaag.

woensdag 10 maart 2010

Steen Steensen Blicher

Als er één schrijver is die voor altijd verbonden blijft met Jylland is het Blicher. Geboren in de 18e eeuw, domineeszoon, kind van de uitgestrekte, destijds onontgonnen heidevelden. Om theologie te studeren en "beschaving op te doen" - "dannelse", een sleutelbegrip van de Deense Verlichting - vertrekt hij naar København. Niet voor lang. "Vaarwel, jij rokerige mierenhoop!" met deze woorden neemt hij afscheid van de, in zijn ogen, zelfvoldane cultuurkliek. Het centrum van de beschaving kan hem gestolen worden. Hij gaat wonen in een dorp bij Viborg, begint met frisse moed aan een predikantenloopbaan en schrijft: eerst poëzie, later essay's. Over de integratie en gelijkberechtiging van de Joden. Over modernisering van de landbouw en over "natmænd"- de geheimzinnige paria's die alleen 's nachts hun werk doen: het villen van dode dieren, het legen van poepemmers, het opruimen van kadavers. Uitgestoten mannen, vrouwen en kinderen zonder vaste woon- of verblijfplaats, die het smerigste werk doen en uit de vroege middeleeuwen lijken te komen. Blicher, die ze onder de wantrouwende blikken en opgetrokken wenkbrauwen van zijn mede-dorpelingen gewoon bij zich aan tafel vraagt, vindt dat ze opgevoed moeten worden en gewone mensen als iedereen kunnen zijn.

Later gaat hij, uit geldnood, verhalen in feuilletonvorm schrijven voor goedkope gedrukte blaadjes. Ze verschijnen achter elkaar aan het begin van de 19e eeuw. Het zijn prachtige verhalen: misdaad, ongelukkige liefde, het noodlot en een intens zoeken naar de zin van het leven worden zijn thema's. Het beroemdst is "Brudstykker af en Landsbydegns dagbog" - "Uit het dagboek van een plattelandskoster". Een jongen als hijzelf groeit op, beleeft een droevige affaire, reist, maakt ziekte en ontbering door en keert uiteindelijk terug.
Wars van romantische overdrijving, beeldend, ironisch soms: Blicher hoort bij de moderne literatuur, is misschien wel de eerste Deense modernist. Hij wordt niet meer zo veel gelezen. Op internet-antiquariaten vond ik tientallen uitgaven van zijn "Samlede noveller" , waarvan ik er een besteld heb. Als ik eind maart thuis kom in Nordjylland liggen de vijf ingebonden delen op de mat....

donderdag 11 februari 2010

Uit mijn winterdagboek

Maandag 25 januari. Zon en sneeuw. De zon komt tegen acht uur bloedrood op achter de eindmorene, die de afgrenzing van mijn tuin vormt. De sneeuw is hard geworden in de nachtvorst - min 17 was het vannacht. Het huis is nu omringd door glinsterende, losse stukken ijs. Ik loop voorzichtig, met een extra rubberzooltje met spijkers onder mijn schoenen, naar de fjord. Die is dichtgevroren, maar door het brakke water en de open ruimtes onder het ijs is het allemaal onbetrouwbaar. De paden in het bos bij Amtoft zijn eigenlijk ook onbegaanbaar, ik zak weg in bijna een meter sneeuw. Terug dan maar, langs de Gammel (= "oude") Feggesundvej, de enige route die open en sneeuwvrij wordt gehouden, door boeren die een schuif vóór hun tractor zetten en blij zijn dat ze wat kunnen bijverdienen. Het laatste stuk is wind-tegen. Ook matige noordoostenwind krijgt hier polaire allure. Het eerste wat ik doe als ik weer binnen ben is kijken of mijn kachel nog brandt. Onderin gloeit gelukkig de laatste rest van een stammetje; krant erbij, een paar aanmaakhoutjes en woesh! Deze vriend laat je nooit in de steek. Er wordt geklopt: Pernille, met muts, rode wangen en hevige trek in koffie....