vrijdag 21 februari 2014

Hammermøllen

Mijn grootmoeder groeide op in het centrum van Helsingør te midden van lenzen, houders en tangetjes. Overgrootvader - oldefar - was opticien en had, zoals iedereen honderd jaar geleden, werkplaats en winkel aan huis. Later verhuisde het gezin naar een groot huis iets ten westen van de stad en het Hamlet-kasteel Kronborg. Het adres was, toepasselijk, Opheliavej 5.
Er waren toen al zes kinderen. De jongste zoon van de jongste zoon werd architect, trouwde met een architecte en die twee wonen nu met twee nieuwe zoons in een huisje midden in het bos, naast Hammermøllen.

Deze hamermolen was in de 19e eeuw in gebruik bij de fabricage van ijzeren geweerlopen. Een stuwmeertje zorgde voor de waterkracht in een beek, die door middel van een rad een gigantische hamer onafgebroken op een enorm aambeeld liet bonken. Het moet een vreselijk lawaai geweest zijn. Nu is het meertje een idyllische, doodstille plas, met een pad er omheen. Dwars erop loopt Kobberdamsvej, een rijtje arbeidershuizen. Tot de fabrieken van deze bescheiden wapenindustrie sloten - er was ook een uniformatelier en een hal waar de geweerlopen aan hun houten kolven werden bevestigd - woonden de werknemers hier op Kobberdamsvej. In de jaren na de oorlog gingen de huisjes over in particuliere handen en ondertussen zijn ze heel duur geworden. De meeste bewoners hebben glazen voorportalen, terrassen en tuinkamers aangebouwd, maar het silhouet van het rijtje is bewaard gebleven. Een mooie lijn van rechthoeken en driehoeken in rode baksteen komt te voorschijn tussen de bomen achter Hammermøllen. De stilte wordt af en toe verbroken door de waarschuwingsfluit van het lokale treintje dat Helsingør verbindt met Gilleleje.

Het gebied ten westen van het romantische kasteel, van waar uit eeuwen geleden tolheffing plaats vond op de schepen die door de engte tussen Denemarken en Zweden wilden varen, is heuvelachtig en tot op het strand begroeid met bossen. Langs de Nordre Strandvej ligt een tiental badplaatsen, waarvan Hornbæk en Gilleleje de bekendste zijn. Hornbæk was in de 19e eeuw een schildersoord, zoiets als Bergen aan Zee. In plaats van de suffe burgerij die zich op bestelling liet portretteren wilden de nieuwe naturalisten échte mensen schilderen, vissers en vissersvrouwen bijvoorbeeld. Maar in 1943 lieten deze pittoreske vissers, geholpen door even pittoreske stadsbewoners uit Kopenhagen en Helsingør, zich van een andere kant zien. Nagenoeg alle Deense joden, opgejaagd door de nazi-bezetters, werden van hier uit overgezet naar Zweden. Hun huizen en spullen, in bewaring gegeven aan de suffe burgerij, kregen ze in mei 1945 netjes terug.

De hoofdredacteur van Politiken, Bo Lidegaard, heeft op basis van dagboeken en gesprekken met ooggetuigen in een meeslepend boek chronologisch verslag gedaan van de reddingsactie. Het wonder van Denemarken, werd het in een Nederlandse krant genoemd. Wonder? Welnee, zeggen de Denen. Gewoon verantwoordelijkheid nemen voor je landgenoten binnen een democratische rechtsstaat. Yad Vashem-medailles werden geweigerd. Er staat in Jeruzalem één boom, met een bordje erbij. Ter herinnering aan  gewone Denen in oktober 1943.

Geen opmerkingen: