Waar ligt de grens tussen “free mover” en gewone neuroot? Wanneer houd je op een wereldburger te zijn, die zich in vele landen thuis voelt, en word je een zielige sukkel, die alsmaar heimwee heeft naar het land waarvandaan hij net is vertrokken?
Op de Nederlandse televisie kunnen we de laatste tijd meeleven met de vele energieke stellen (ze zijn eigenlijk nooit alleenstaand…) die het hier voor gezien houden en elders een nieuw leven starten. “Want in Nederland gaat het nergens meer over!”
Ze beginnen “iets” in de horeca of toeristenindustrie en zijn maar zelden de nieuwe, vreemde taal machtig. Hetgeen leidt tot trieste mislukkingen: vooral fatale budgetoverschrijdingen, als gevolg van oplichtertjes in het nieuwe droomland. Maar we zien ook huilende kinderen, die hun vriendjes en vriendinnetjes achter moesten laten en nu, in die rare klas, geen nieuwe maatjes krijgen. Wit en stil zitten ze in de nog niet verbouwde ruïne achter hun computerspelletje… Morgen krijgen ze een hondje. Als troost.
Henrik Stangerup, telg uit een literaire familie, met een zus Helle, die ook schrijver werd, was een dromer en een hunkeraar. En een felle hater van het benepen Deense provincialisme.
Gisteren en vannacht las ik “Broder Jacob” van Stangerup. Hij leeft en schrijft zich de 16e eeuw in: een franciscaan die moet vluchten voor de “vloedgolf van witte kalk en scheldwoorden” die tijdens de Reformatie over de (katholieke) Deense kerk raast. Net als al zijn mannelijke personages, uitvergrote en grootse uitgaven van Stangerup zelf, verspreid over de eeuwen, is ook Jacob een barokke persoonlijkheid. Gegrepen door de bron van zijn kloosterorde, de heftige, liefdevolle Franciscus uit Assisi, geleerd en bevlogen na alle verblijven in de grote universiteitssteden van Europa, zwalkt hij nu eens hongerig en ziek, dan weer bodemloos dronken, langs de wegen. Om uiteindelijk op de Spaanse “camino” terecht te komen, de bedevaartsroute naar het heiligdom van zijn naamheilige: Sant-iago. En vervolgens te ontdekken dat hij de Spaanse kerk, die het liefst Christus zelf ook tot Spanjaard en morenslachter zou omvormen, verafschuwt. Jacob valt bijna in handen van de Inquisitie, maar ontsnapt naar de nieuwe wereld.
Daar ben ik gebleven en ik weet niet of ik vanaf dit punt verder ga lezen. Stangerups fascinatie voor Midden- en Zuid Amerika, voor de hitte en de hartstochten aldaar, zijn me iets teveel wéér een reactie op de stijve burgerlijkheid van het Deense, welvarende protestantisme. Zijn hunker naar het vertoeven in de tropische wereld mist onafhankelijkheid en diepgang. Altijd opnieuw moeten de koffiekleurige hoeren geïdealiseerd worden en de rum en cachacha vloeien, als “imago”, als bezwerend beeld in tegenstelling met “hoe het er thuis aan toe gaat”. Evenals zijn dweperige liefde voor Frankrijk en Parijs – de plaats waar hij zich vrij man voelde, waar hij kon schrijven, vrouwen verleiden, op ieder moment van de dag en de nacht langs de straten kon zwerven. En zich naar eigen zeggen thuis voelde als in zijn eigen huiskamer. (Waar hij zich dus helemaal niet thuis voelde...)
Was daar dan gebleven, denk ik zuur, in plaats van altijd weer mopperend naar Denemarken terug te keren en daar je vaste plaats van gehate artiest weer in te nemen. En altijd maar weer je echtgenotes half dood te treiteren. En jezelf uiteindelijk het graf in te drinken op Møn, dat kleine eiland waar een steile kalkrots al jarenlang toerisme aantrekt, de enige serieuze bron van inkomsten…
Henrik Stangerup overleed ten slotte op Møn aan een volledig veralcoholiseerd en verkankerd lijf, bijgestaan door zijn buurman, de enige die nog zin in hem had.
Arme neurotische geniale Stangerup.
maandag 20 oktober 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten